
Jurisprudentie
BG1827
Datum uitspraak2008-10-29
Datum gepubliceerd2008-10-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801807/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801807/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij brief van 6 juli 2005 heeft [appellant] de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) verzocht om het college van burgemeester en wethouders van Loenen (hierna: het college) te veroordelen tot vergoeding van de door hem geclaimde schade ten bedrage van € 6.587.960,00, ten gevolge van naar zijn mening laakbaar handelen van de gemeente Loenen, gedurende de afgelopen 33 jaar.
Uitspraak
200801807/1.
Datum uitspraak: 29 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 05/2969 van de rechtbank Utrecht van 25 januari 2008 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Loenen.
1. Procesverloop
Bij brief van 6 juli 2005 heeft [appellant] de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) verzocht om het college van burgemeester en wethouders van Loenen (hierna: het college) te veroordelen tot vergoeding van de door hem geclaimde schade ten bedrage van € 6.587.960,00, ten gevolge van naar zijn mening laakbaar handelen van de gemeente Loenen, gedurende de afgelopen 33 jaar.
Bij uitspraak van 25 januari 2008, verzonden op 28 januari 2008, heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 maart 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2008, waar [appellant] in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. J.J.M. Martens en mr. T. de Smet, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft overwogen dat het verzoek van [appellant] bij brief van 6 juli 2005 niet kan worden aangemerkt als een verzoek als bedoeld in artikel 8:73, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), omdat het niet is gedaan in het kader van een bij de rechtbank aanhangig beroep tegen een besluit. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat de brief van [appellant] van 6 juli 2005 niet kan worden aangemerkt als bezwaar of beroep tegen een besluit inzake een verzoek om vergoeding van schade, die zou zijn veroorzaakt door een eerder genomen, voor bezwaar en beroep vatbaar besluit, omdat van een dergelijk besluit geen sprake is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de brief van [appellant] van 5 mei 2005, strekkende tot eenzelfde schadeclaim als neergelegd in de brief van 6 juli 2005, mogen opvatten als een aansprakelijkstelling op grond van onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek en niet als een verzoek tot het nemen van een schadebesluit als hiervoor bedoeld. De reactie op de brief van 5 mei 2005 van de verzekeraar van het college bij brief van 15 september 2005 kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Gelet hierop heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om te oordelen op het verzoek van [appellant] bij brief van 6 juli 2005.
Het hoger beroepschrift van [appellant] strekt tot een uitgebreide, inhoudelijke onderbouwing van de schadeclaim van [appellant] tegen de gemeente Loenen, doch richt zich niet tegen de overwegingen van de rechtbank waarop de onbevoegdverklaring rust. Ook ambtshalve ziet de Afdeling geen grond de beslissing van de rechtbank en de overwegingen waarop zij rust onjuist te achten. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat [appellant] zich, gelet op de aard van de handelingen die de gemeente verweten wordt, tot de burgerlijke rechter dient te wenden.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en mr. K.J.M. Mortelmans, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Oudenaller
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2008
190-531.